kerstperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

met lampjes versierde kapel in de kerstperiode
Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstperiode kerstperioden
kerstperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kerstperiodev

  1. (kerst) de tijd rond kerstmis
    • In de talkshow Pauw en Jinek werd voorman van VNL Jan Roos dinsdagavond al stevig aangevallen op zijn vermeende dubbele standaard omtrent normen en waarden. Maar nu blijkt ook een uitspraak die Roos in de talkshow deed niet te kloppen. Roos zei in het programma dat op de Hogeschool van Amsterdam al "een aantal jaar" in de kerstperiode geen kerstbomen meer in de gang mogen staan omdat de HvA islamitische studenten niet "voor de schenen wil schoppen". Klopt niet, checkte Folia, het nieuwsblad van de Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam, woensdag. Folia belde alle locaties van de HvA af en concludeert dat zowel afgelopen kerstperiode als de jaren daarvoor gewoon kerstbomen in de gangen stonden. [1] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Clara van de Wiel 1 maart