kerstboomfeestje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·boom·feest·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het kerstboomfeestjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kerstboomfeest
      Van avond hebben wij een Kerstboomfeestje bij de van Lennep’s.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 april 2020 Weblink bron
    G.
    Mijn Vader als Vader. : 31. (23 december 1903) in: Pniël, jrg. 47 nr. 2444 (29 oktober 1938), p. 352 kol. 1