kernlid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kern·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kernlid kernleden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kernlido

  1. een belangrijk, onmisbaar en leidinggevend lid van een organisatie of vereniging
    • De inbraken werden in wisselende samenstelling gepleegd door groepsleden, aldus de officier. Van de ongeveer 50 jongeren die het OM als jeugdgroep in beeld had, zijn er nu 14 concreet verdacht van betrokkenheid bij de inbraken. Een van hen ook als kernlid. [1] 
    • Diezelfde critici menen dat Sleurs zichzelf momenteel overschat. Al haar Vlaams-nationaal krediet maakt haar nog geen geboren leider, valt te horen. Haar onfortuinlijke passage als staatssecretaris moet dat bewijzen. Sleurs versleet drie kabinetschefs op anderhalf jaar. Sommige nieuwe medewerkers bleven zelfs maar één dag. ‘Zuhal Demir is een verbetering’, erkent een kernlid bij een armoedeorganisatie. ‘Nu wordt er tenminste beleid gevoerd. Bij Sleurs wisten we amper wie we konden aanspreken.’ [2] 
    • „Het leek op een achternamiddag in elkaar geplakt”, stelt Liliane Geerling, kernlid van de bewonersgroep die in actie kwam. „Deze buurt is een beschermd stadsgezicht. De bomen zijn onderdeel van de parkstructuur” die voor de oorlog is ontworpen. [3] 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen