kermisgast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ker·mis·gast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kermisgast kermisgasten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kermisgastm

  1. iemand die een kermis bezoekt
    • Een vrolijke keuken is een `als keuken ingerichte kermisvermakelijkheid waar men schotels enz. kan stukgooien'. Moderne kermissen hebben zo'n inrichting niet. Voor alle zekerheid ben ik nog even gaan kijken op de Dam waar de totale kermis woedt. Wel allerlei vrolijks, maar geen keuken. Als ik een kermis zie ga ik op inspectie. Nog nooit heb ik een echte vrolijke keuken in bedrijf gezien. Geen wonder. In de oorlog (1940-1945) waren er geen kermissen. Daarna was er schaarste aan serviesgoed, toen begon de zware apparatuur van het vermaak tot ontwikkeling te komen, en nu kan de kermisgast van alles virtueel kapot of desnoods doodmaken. De oude vrolijke keuken is achterhaald. Toch blijf ik me afvragen of hij geen gat in de markt heeft achtergelaten. [2] 
  2. iemand die een kermisattractie beheert
    • Al zeker tien jaar staan de Kaiser Chiefs uit het Engelse Leeds voor oerdegelijke feestmuziek. Het vijftal is graag gezien op festivals. Daar begint het probleem als je deze doorgewinterde kermisgasten een tournee langs popzalen laat doen. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC S. Montag 1 mei 2004
  3. NRC Jan Vollaard 24 oktober 2016