kerkzaaltje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerkzaaltje (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kerk·zaal·tje
Zelfstandig naamwoord
het kerkzaaltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kerkzaal
- Er waren veel mensen in een klein kerkzaaltje.