kerkplein
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerk·plein
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk en plein [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkplein | kerkpleinen |
verkleinwoord | kerkpleintje | kerkpleintjes |
Zelfstandig naamwoord
het kerkplein o
- het plein voor de kerk, vaak het centrale plein van dorp of stad
- Wij hadden afgesproken in het centrum van de stad op het kerkplein.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kerkplein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kerkplein" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be