kerkboek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerk·boek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk zn en boek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkboek | kerkboeken |
verkleinwoord | kerkboekje | kerkboekjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) boek dat men meeneemt naar de mis in de kerk
- ▸ Leg mijn waaier, mijn neusdoek en mijn kerkboek klaar en schik mijn pelisse alvast over mijn schouders.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kerkboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johanna van Ammers-Küller“Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723