kenteken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ken·te·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kenteken kentekens
kentekenen
verkleinwoord kentekentje kentekentjes

Zelfstandig naamwoord

het kentekeno

  1. een teken waaraan iets of iemand herkenbaar is
    • Bijzondere kentekens werden door de medewerker genoteerd. 
  2. (verkeer) een identificatienummer van een gemotoriseerd voertuig
    • Het kenteken van de auto was niet goed leesbaar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kentekenen

kenteken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
    • Ik kenteken. 
  2. gebiedende wijs van kentekenen
    • Kenteken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
    • Kenteken je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be