keelgeluid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: keelgeluid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- keel·ge·luid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van keel en geluid [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keelgeluid | keelgeluiden |
verkleinwoord | keelgeluidje | keelgeluidjes |
Zelfstandig naamwoord
het keelgeluid o
- een geluid dat (die) uit de keel komt, een ongearticuleerd geluid
- Gatti’s weg naar het klinkend evenbeeld van zijn innerlijke voorstelling is geplaveid met grote gebaren en veel luide keelgeluiden. Gatti schaamt zich er niet voor. „Zingen is voor mij natuurlijk. Dat heeft niet zozeer met mijn Italiaanse achtergrond of mijn liefde voor opera te maken als wel met het feit dat ik alle muziek zie als een verhaal dat verteld moet worden.” [2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord keelgeluid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Mischa Spel 26 februari 2016