keelgeluid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

ongearticuleerde diepe keelgeluiden
Uitspraak
Woordafbreking
  • keel·ge·luid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keelgeluid keelgeluiden
verkleinwoord keelgeluidje keelgeluidjes

Zelfstandig naamwoord

het keelgeluido

  1. een geluid dat (die) uit de keel komt, een ongearticuleerd geluid
    • Gatti’s weg naar het klinkend evenbeeld van zijn innerlijke voorstelling is geplaveid met grote gebaren en veel luide keelgeluiden. Gatti schaamt zich er niet voor. „Zingen is voor mij natuurlijk. Dat heeft niet zozeer met mijn Italiaanse achtergrond of mijn liefde voor opera te maken als wel met het feit dat ik alle muziek zie als een verhaal dat verteld moet worden.” [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mischa Spel 26 februari 2016