kazerneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·zer·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
kazerneren

kazerneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van kazerneren
    • Ik kazerneerde. 
    • Jij kazerneerde. 
    • Hij, zij, het kazerneerde.