kasthomo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kast·ho·mo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasthomo kasthomo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kasthomom

  1. (seksualiteit) (pejoratief) homoseksueel die dat niet publiekelijk bekend maakt
    • Kaja’s echtgenoot Eirik is een broeierige kasthomo. Dat begrijp je direct als hij in het echtelijk bed gebiologeerd naar worstelen staart („kijk je alweer naar worstelen?”) en de avances van Kaja afwijst. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen