kartets

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] kartets
Uitspraak
Woordafbreking
  • kar·tets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kartets kartetsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kartetsv / m

  1. (militair) bus met kogels die men met een houwitser of een kanon wegschiet
     Op dat moment openden de Zweden het vuur met kartets.[3]
  2. grote mooie knikker
Synoniemen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen