karigheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karigheid | karigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een (te) kleine hoeveelheid geven
- We zijn niet bepaald de Nutty Professor geweest zie ik. Sorry dat jij nootgedwongen de cashewnoten over het hoofd moest zien in je maaltijd. Ik kan me voorstellen dat deze karigheid een enorme deceptie is op een voorgenomen avondje intens genieten. Je hebt harde noten moeten kraken gisteravond, en dat is een lastige klus met slechts twee halve noten. Toch vinden we niet dat je te veel noten op je zang hebt, je hebt zelfs helemaal gelijk dat we met een handjevol noten te kort zijn geschoten. [2]
- De actie van maandag is gericht tegen de bezuinigingen. „Het Belgische volk krijgt enkel nog frieten met karigheid voorgeschoteld.” [3]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord karigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "karigheid" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Karen Van Eyken 19-12-15 Albert Heijn reageert passend op hilarische klacht van klant
- ↑ Reformatorisch Dagblad 22-12-2014 Belgische premier bekogeld met patat
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be