karaktertrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] houtsnijwerk als karaktertrek van Javaanse huizen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·rak·ter·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord karaktertrek karaktertrekken
verkleinwoord karaktertrekje karaktertrekjes

Zelfstandig naamwoord

de karaktertrekm

  1. een kenmerkend deel van iemands persoonlijkheid
    • Pfeijffer lijkt een groot deel van het boek een zelfingenomen man - een houding of karaktertrek die hem nogal eens kwalijk wordt genomen. Mij hindert het niet; zonder grote ego’s zou er weinig grote literatuur bestaan. Brieven uit Genua krijgt een des te opmerkelijker wending als Pfeijffer de schaduwkant van zijn met alcohol doordrenkte bohemienleven toont. Stella, een nieuwe liefde, wijst hem op het gevaar van zo’n bestaan, en met succes, want hij wil deze bijzondere vrouw niet verspelen.[2] 
  2. een kenmerkende eigenschap van iets
    • Wat ergert Surinamers aan die assertiviteit? „Je paste je niet uit dankbaarheid aan, maar uit beleefdheid”, zegt Hedy. „Ik leerde Nederland kennen als een wellevende samenleving. Die karaktertrek dreigt verloren te gaan.”[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 3 januari 2017
  3. NRC Jutta Chorus 19 februari 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

karaktertrek

  1. karaktertrek, karaktereigenschap


Veluws

Zelfstandig naamwoord

karaktertrek

  1. karaktertrek, karaktereigenschap