kapittelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pit·telt

Werkwoord

vervoeging van
kapittelen

kapittelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
    • Jij kapittelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
    • Hij kapittelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kapittelen
    • Kapittelt!