kapittelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·pit·telt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kapittelen |
kapittelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
- Jij kapittelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
- Hij kapittelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kapittelen
- Kapittelt!