kantjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kant·jes

Zelfstandig naamwoord

de kantjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kant

de kantjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kantje
     Het duurde weken en de brief werd ruim acht kantjes lang.[1]
  2. (onderwijs) (verouderd) kandidaatsexamen, kandidaats

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be