kanselierschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·se·lier·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kanselierschap kanselierschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kanselierschapo

  1. het kanselier zijn; de functie van kanselier
     Bij het intrekken van het recht op een kantoor maakte de Bondsdag niet uitdrukkelijk melding van Schröders activiteiten in de Russische gas- en oliesector, maar gaf als argument dat zo'n voorziening dient "om verplichtingen te kunnen naleven die voortvloeien uit het kanselierschap".[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron “Oud-bondskanselier Schröder klaagt Bondsdag aan om opheffen kantoor” (Vrijdag 12 augustus 2022), NOS