kanonnade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·non·na·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het schieten met kanonnen’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kanonnade kanonnades
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kanonnadev [3]

  1. (militair) hevig en aanhoudend kanonvuur
  2. niet te stuiten woordenstroom

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen