kanalisatie

Uit WikiWoordenboek
Rijnkanalisatie bij Hagestein

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·na·li·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kanalisatie kanalisaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kanalisatiev

  1. het kanaliseren
  2. (scheepvaart) de aanleg van kanalen in een bepaalde landstreek
  3. (waterbeheer) de omzetting van rivieren in kanalen t.b.v. de scheepvaart en/of de waterhuishouding
  1.   Voor het gebied onzer Kamer belangrijke gebeurtenissen wil ik U in herinnering brengen de opening van de stuwbrug over de Maas bij Grave op 5 October en het gereedkomen van de Maas kanalisatie van Maasbracht tot Grave, door het in gebruik stellen van de stuw te Sambeek enkele weken later. Reeds in de enkele maanden, dat de brug bij Grave dienst doet, is reeds eene belangrijke toename van het verkeer per as tusschen ons district en Noord- Brabant waarneembaar[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    J. van Engelenburg
    Nieuwjaarsreceptie voorzitter KVK (14 januari 1930) in: De Tijd op Wikipedia, jrg. 85 nr. 25220, 5 kol. 1