kameraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·me·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kameraar | kameraars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kameraar m
- (beroep) gemeenteambtenaar
- kamerheer, kamerling
- schatbewaarder
Gangbaarheid
- Het woord kameraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kameraar" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ kameraar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be