kallen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kallen
kalde
gekald
zwak -d volledig

Werkwoord

kallen [2]

  1. spreken, praten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de kallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kalle

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·len
Naar frequentie 18584

Zelfstandig naamwoord

kallen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kall
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·len

Zelfstandig naamwoord

kallen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kall
Schrijfwijzen