kakel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kakel | kakels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kakelen |
kakel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kakelen
- Ik kakel.
- gebiedende wijs van kakelen
- Kakel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kakelen
- Kakel je?
Gangbaarheid
- Het woord kakel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kakel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |