kaartclub

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaart·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaartclub kaartclubs
verkleinwoord kaartclubje kaartclubjes

Zelfstandig naamwoord

de kaartclubv / m

  1. een vereniging waar men kaartspellen speelt, een club van kaarters
    • Jaap van Zweden (56) is „geboren op het podium”, hoor je wel eens zeggen. Omdat hij als vioolwonderkind op zijn zevende zijn eerste concerten gaf op de kaartclub in Amsterdam-West. Op zijn 19de was hij concertmeester van het Concertgebouworkest, waar hij werkte met talloze wereldberoemde dirigenten. Tot Bernstein hem vroeg het dirigeerstokje even over te nemen. De vonk sloeg over, Van Zweden ging dirigeren. En zijn Strad? Die bleef voortaan in de kist. Van Zweden doet iets grondig - of niet. [2] 
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mischa Spel 29 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be