kaapt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaapt

Werkwoord

vervoeging van
kapen

kaapt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapen
    • Jij kaapt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapen
    • Hij kaapt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kapen
    • Kaapt!