kaantje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaan·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • Verkleinwoord bij kaan ‘stukje uitgebraden spek’.
enkelvoud meervoud
naamwoord kaantje kaantjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kaantjeo dim. tant. [1]

  1. (voeding) stukje uitgebraden vet, spek of reuzel
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

het kaantjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kaan

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen