kaantje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kaan·tje
Woordherkomst en -opbouw
- Verkleinwoord bij kaan ‘stukje uitgebraden spek’.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaantje | kaantjes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het kaantje o dim. tant. [1]
- (voeding) stukje uitgebraden vet, spek of reuzel
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Zelfstandig naamwoord
het kaantje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kaan
Gangbaarheid
- Het woord kaantje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaantje" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Voeding in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 66 %
- Prevalentie Vlaanderen 28 %