kaakbeen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaak·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaakbeen kaakbeenderen
kaakbenen
verkleinwoord kaakbeentje kaakbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het kaakbeeno

  1. (anatomie) één van de beenderen van de schedel
    • Kon jij op die afbeelding het kaakbeen zien? 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be