kaaiman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaai·man
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘krokodilachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kaaiman kaaimannen
kaaimans
verkleinwoord kaaimannetje kaaimannetjes

Zelfstandig naamwoord

de kaaimanm

  1. (reptielen) krokodilachtige uit de onderfamilie Caimaninae van de familie alligators
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kaaiman kaaimanne

Zelfstandig naamwoord

kaaiman

  1. (reptielen) kaaiman