juskom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

juskom
Uitspraak
Woordafbreking
  • jus·kom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord juskom juskommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de juskomv / m

  1. een kommetje met een tuit van waaruit men jus kan schenken over het eten
    • Toen hij terug mocht naar Amsterdam nam hij een meissie mee, uit Meppel. Nogal een dominante. Als er jus overbleef, liet zij hem de juskom leegdrinken. Ze bleef erbij staan tot alles op was. Z’n broers scholden hem uit voor slapjanus. [2] 
    • Maar er is in de tentoonstellingsruimten van galerie Help u zelven nog meer fraais te zien. Zoals de kwetsbare dierobjecten van Ellen Marcellis. Een dood vogeltje ligt in een oude juskom, gedrapeerd op een zakdoekje. Een biggetje van keramiek en textiel is neergevlijd in een pispot. Ook in haar fotowerk van onder meer lebberende kalfjes toont Marcellis haar fascinatie voor dieren. [3] 
    • Snijd het hammetje met het bot mee in plakken van een centimeter dik. Serveer de red eye gravy in een ronde juskom, zodat het effect van het rode oog zichtbaar kan worden. Serveer de beenham met gebakken eieren of - traditioneel - ontbijtbiscuits. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen