junimaand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·ni·maand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord junimaand junimaanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de junimaandv / m

  1. (tijdrekening) de zesde maand van het jaar
     Zijn ogen leken er nog donkerder door, en zijn verkreukelde linnen jasje en lichtgewicht broek waren niet bepaald geschikt voor het Engelse weer, gezien de junimaand van dit jaar.[2]
     In Moskou (34,7 graden) werd vorige week de warmste junidag in 120 jaar gemeten. Onder meer Kiev (Oekraïne) en Boedapest (Hongarije) beleven de warmste junimaand ooit.[3]
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789044974515
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2022 Weblink bron “Extreme hitte in Canada en noordwesten VS houdt aan: 47,9 graden gemeten” (29-06-2021), NOS