juchtleer
Uiterlijk
- jucht·leer
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘soort leer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1609 [1]
- samenstelling van jucht zn en leer zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juchtleer | - |
verkleinwoord | - | - |
het juchtleer o
- oorspronkelijk uit Rusland afkomstig waterafstotend leer dat met berkenteerolie bereid is
- De soldatenlaarzen waren van juchtleer vervaardigd.
1.
- Het woord juchtleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "juchtleer" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "juchtleer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ juchtleer op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 51 %
- Prevalentie Vlaanderen 18 %