jonassen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van jonassen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		jonassen			te jonassen
	toekomend		zullen jonassen			te zullen jonassen
voltooid	tegenwoordig		hebben gejonast			te hebben gejonast
	toekomend		gejonast zullen hebben			gejonast te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	jonassend		gejonast			ev. jonas	mv. verouderd jonast	jonasse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	jonas	jonast	jonast	jonast	jonast	jonassen	jonassen	jonassen
verleden (o.v.t.)	jonaste	jonaste	jonaste	jonaste	jonaste	jonasten	jonasten	jonasten
toekomend (o.t.t.t.)	zal jonassen	zult/zal jonassen	zult/zal jonassen	zult jonassen	zal jonassen	zullen jonassen	zullen jonassen	zullen jonassen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou jonassen	zou jonassen	zou(dt) jonassen	zoudt jonassen	zou jonassen	zouden jonassen	zouden jonassen	zouden jonassen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gejonast	hebt gejonast	hebt/heeft gejonast	hebt gejonast	heeft gejonast	hebben gejonast	hebben gejonast	hebben gejonast
verleden (v.v.t.)	had gejonast	had gejonast	had gejonast	hadt gejonast	had gejonast	hadden gejonast	hadden gejonast	hadden gejonast
toekomend (v.t.t.t.)	zal gejonast hebben	zal/zult gejonast hebben	zult/zal gejonast hebben	zult gejonast hebben	zal gejonast hebben	zullen gejonast hebben	zullen gejonast hebben	zullen gejonast hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gejonast hebben	zou gejonast hebben	zou/zoudt gejonast hebben	zoudt gejonast hebben	zou gejonast hebben	zouden gejonast hebben	zouden gejonast hebben	zouden gejonast hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gejonast worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gejonast				er is gejonast
verleden	er werd gejonast				er was gejonast
toekomend	er zal gejonast worden				er zal gejonast zijn
voorwaardelijk	er zou gejonast worden				er zou gejonast zijn
lijdende vorm gejonast worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gejonast worden			gejonast te worden
	toekomend		gejonast zullen worden			gejonast te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gejonast zijn			gejonast te zijn
	toekomend		gejonast zullen zijn			gejonast te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gejonast	wordt gejonast	wordt gejonast	wordt gejonast	wordt gejonast	worden gejonast	worden gejonast	worden gejonast
verleden (o.v.t.)	werd gejonast	werd gejonast	werd gejonast	werdt gejonast	werd gejonast	werden gejonast	werden gejonast	werden gejonast
toekomend (o.t.t.t.)	zal gejonast worden	zult gejonast worden	zult gejonast worden	zult gejonast worden	zal gejonast worden	zullen gejonast worden	zullen gejonast worden	zullen gejonast worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gejonast worden	zou gejonast worden	zou/zoudt gejonast worden	zoudt gejonast worden	zou gejonast worden	zouden gejonast worden	zouden gejonast worden	zouden gejonast worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gejonast	bent gejonast	bent/is gejonast	zijt gejonast	is gejonast	zijn gejonast	zijn gejonast	zijn gejonast
verleden (v.v.t.)	was gejonast	was gejonast	was gejonast	waart gejonast	was gejonast	waren gejonast	waren gejonast	waren gejonast
toekomend (v.t.t.t.)	zal gejonast zijn	zult gejonast zijn	zult gejonast zijn	zult gejonast zijn	zal gejonast zijn	zullen gejonast zijn	zullen gejonast zijn	zullen gejonast zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gejonast zijn	zou gejonast zijn	zou/zoudt gejonast zijn	zoudt gejonast zijn	zou gejonast zijn	zouden gejonast zijn	zouden gejonast zijn	zouden gejonast zijn