jomo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jo·mo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jomo m: jomo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de jomov / m

  1. (psychologie) genoegen door het besef dat je niet voortdurend contact hoeft te onderhouden met anderen
     Maar vraag mensen waar ze het meest tegen opzien, na de lockdown, en je krijgt ook een hele reeks bezórgde reacties. Dat alles weer móét straks, dat de agenda te snel te vol zal stromen met verplichtingen, verjaardagen, vergaderingen. Dat het vast weer veel te druk wordt in de stad, de trein, de winkels, de klas, het zwembad, op kantoor, op de snelweg. Dat je een deel van al die mensen dan weer een hánd moet geven, of erger nog, dat er verwacht wordt dat je ze drie keer zoent. Nu leven we nog in zalige ‘jomo’: de joy of missing out.[1]

jomo m

  1. iemand die zich tevreden voelt door niet voortdurend contact te hoeven onderhouden met anderen
     Ben je een fomo of een jomo?[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 april 2023 Weblink bron
    Ellen de Bruin
    “Moeten we straks écht weer zoenen en naar kantoor?” (28 april 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 april 2023 Weblink bron Gearchiveerde versie “Verslag meditatie, zaterdag 20 maart in Mesch” op geestalsgids.nl