jij-bak
Uiterlijk
- jij-bak
- samenstelling van jij vn "toegesproken persoon" en bak zn "grap, poets" , geschreven met een koppelteken volgens spellingregel 6.I onder (5)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jij-bak | jij-bakken |
verkleinwoord |
de jij-bak m
- (pejoratief) reactie op iemands kritiek door die eenvoudig dezelfde kritiek terug te geven
- ▸ Een rapport over fouten in de jeugdzorg werd stilgehouden, meldde de voorpagina. Kijk, dat is altijd mooi nieuws, ook nu weer: verdwenen memo’s, ondergeschoven onderzoeken, stilgehouden rapporten. Alleen schoot me wel een jij-bak te binnen. Want hoe zit het met rapporten over de krant zelf?[1]
- jijbak (officiële spelling tot 2006)
vervoeging van |
---|
jij-bakken |
jij-bak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jij-bakken
- Ik jij-bak.
- gebiedende wijs van jij-bakken
- Jij-bak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jij-bakken
- Jij-bak je?
- Het woord jij-bak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal