jeuzelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jeu·ze·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jeuzelen |
jeuzelde |
gejeuzeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
jeuzelen
- inergatief oeverloos praten, zeuren, ongericht bezig zijn
- En zo werd er nog uren gejeuzeld.
Gangbaarheid
- Het woord jeuzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.