jengelde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jen·gel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
jengelen |
jengelde
- enkelvoud verleden tijd van jengelen
- Ik jengelde.
- Jij jengelde.
- Hij, zij, het jengelde.
- Ik jengelde.