jeneverfles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

jeneverfles
Uitspraak
Woordafbreking
  • je·ne·ver·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jeneverfles jeneverflessen
verkleinwoord jeneverflesje jeneverflesjes

Zelfstandig naamwoord

de jeneverflesv / m

  1. fles met jenever; fles waarin jenever gedaan kan worden
     Het was De Wit die, wijzend naar de lege jeneverfles tegen de plint, eindelijk het stilzwijgen verbrak: Éerst hebben ze gefept, en toen geflept.[2]
     De Nederlandse Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed kreeg de jeneverfles opgestuurd, en stelde vast dat die tussen 1880 en 1900 gemaakt was.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen