januskop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Januskop
Uitspraak
Woordafbreking
  • ja·nus·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord januskop januskoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de januskopm

  1. (schilderkunst) (kunst) een hoofd met zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde een gezicht
  2. (figuurlijk) iemand die onbetrouwbaar is, een dubbelhartig persoon
  3. (figuurlijk) dat er ergens twee kanten aan zitten die wel bij elkaar horen
    • Volgens SCP-onderzoeker Iris Andriessen zit de wat paradoxale houding van defensiemedewerkers ten opzichte van de eigen organisatie in de krachtige groepscultuur van de krijgsmacht. Die cultuur heeft een januskop. Aan de ene kant zorgt die voor grote saamhorigheid en een sterk gevoel van verbondenheid met elkaar en daarmee de organisatie. Tegelijk is de keerzijde dat wie zich niet aan de groepscultuur conformeert, sociale sancties kan verwachten, tot lichamelijk geweld aan toe. 'Je moet een beetje van je eigenheid opgeven als je bij de krijgsmacht werkt', concludeert Andriessen. 'Je moet ermee kunnen omgaan', kreeg de onderzoeker te horen. En: 'Hier werkt het nu eenmaal zo.' Andriessen: 'Mensen hebben er veel voor over om in die groepscultuur te worden opgenomen.' [3]  
    • Rauw, politiek, activistisch, en toch kun je ook bij deze tentoonstelling - nee, ín deze tentoonstelling - buttons kopen, servetten, potloden, rompertjes. Er staat een complete winkel en dat voelt als een groot contrast. Toch hoeven we geen medelijden te hebben dat Haring postuum zo commercieel wordt uitgebaat. Het was zijn eigen ambitie om het tot koelkastmagneet te schoppen... Het is dus kunst met een januskop.[4] 
Synoniemen
Antoniemen
  • een persoon uit één stuk

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. januskop op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Robert Giebels 13 januari 2017
  4. NRC Sandra Smets 25 september 2015