jakhals
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jak·hals
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hondachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1653 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jakhals | jakhalzen |
verkleinwoord | jakhalsje | jakhalsjes |
Zelfstandig naamwoord
jakhals m
- (honden) soort hondachtig roofdier, Canis aureus
Hyponiemen
Vertalingen
1. Canis aureus, hondachtig roofdier
Werkwoord
vervoeging van |
---|
jakhalzen |
jakhals
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakhalzen
- Ik jakhals.
- gebiedende wijs van jakhalzen
- Jakhals!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakhalzen
- Jakhals je?
Gangbaarheid
- Het woord jakhals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "jakhals" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.