jachtvlieger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·vlie·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtvlieger jachtvliegers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jachtvliegerm

  1. (militair) (beroep) piloot op een jachtvliegtuig of jachtbommenwerper
     Poch' onschuld werd volgens zijn advocaat Geert-Jan Knoops verder bewezen door de logboeken over de vluchten van Poch als jachtvlieger in de jaren 70 en 80. Uit die verslagen zou blijken dat het erg onwaarschijnlijk is dat de Argentijnse luchtmacht een hoogopgeleide straaljagerpiloot zou inzetten op een transportvliegtuig om politieke tegenstanders in zee te gooien.[2]
     "De Poolse jachtvlieger Csezlaw Oberdak werd in 1944 samen met tientallen andere krijgsgevangenen bij een vergeldingsactie bij Woeste Hoeve gefusilleerd. Veel van die doden hebben we kunnen thuisbrengen, maar voor de definitieve identificatie van Oberdak hadden we DNA-materiaal nodig van een familielid. En toen bleek dat er nog een zus van hem in leven was: Ludmilla, een vrouw van inmiddels 94, die nog steeds in Krakau woonde. Het DNA bleek te matchen. We hebben de stoffelijke resten teruggebracht, Oberdak is met militaire eer begraven. Zijn zus zei in haar grafrede: jullie hebben mijn broertje thuisgebracht. Na 70 jaar kreeg ze eindelijk rust over het lot van haar broer. Het is niet gering wat dat voor mensen betekent."[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Zaak-Poch sleept zich al jaren voort” (Dinsdag 15 december 2015, 13:47), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Door verslaggever Roel Pauw
    “'Onbekende soldaten' krijgen naam” (Zaterdag 3 mei 2014, 07:12), NOS