jaarproductie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jaar·pro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaarproductie | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jaarproductie v
- (economie) dat wat in één jaar gemaakt wordt
- ▸ Bijna de helft van de Lamborghini's die zijn gebouwd, is een Gallardo. De jaarproductie van Lamborghini groeide van 250 naar 2.000 stuks. Het gros van de 'betaalbare' Lamborghini's ging in het geel over de toonbank.[2]
- ▸ Als Zuid-Korea de werknemers terugtrekt komt het werk op het industriecomplex mogelijk geheel stil te liggen. De Zuid Koreanen zijn bijna allemaal managers of hoofduitvoerders. Zo'n 600 Zuid-Koreanen en 50.000 Noord-Koreanen zijn verantwoordelijk voor een jaarproductie met een waarde van zo'n 1,5 miljard euro.[3]
Gangbaarheid
- Het woord jaarproductie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Laatste Gallardo gebouwd” (Dinsdag 26 november 2013, 16:32), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Z-Korea: arbeiders weg uit noorden” (Vrijdag 5 april 2013, 11:25), NOS