irrelevant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ir·re·le·vant
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet ter zake’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen irrelevant irrelevanter irrelevantst
verbogen irrelevante irrelevantere irrelevantste
partitief irrelevants irrelevanters -

Bijvoeglijk naamwoord

irrelevant

  1. van geen belang voor de huidige zaak
    • Hij maakt soms de irrelevantste opmerkingen. 
     Al het andere was irrelevant.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

stellend vergrotend overtreffend
irrelevant more irrelevant most irrelevant

Bijvoeglijk naamwoord

irrelevant

  1. irrelevant