ioniseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • io·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ioniseren
ioniseerde
geïoniseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ioniseren (natuurkunde) (scheikunde) [1]

  1. ergatief ionen vormen
    • Het gas ioniseert onder invloed van de straling. 
  2. overgankelijk in ionen splitsen
    • De straling ioniseert het gas. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen