inzit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zit

Werkwoord

vervoeging van
inzitten

inzit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzitten
    • ... dat ik inzit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzitten
    • ... dat jij inzit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzitten
    • ... dat hij inzit.