inzamelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·za·mel·den

Werkwoord

vervoeging van
inzamelen

inzamelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inzamelen
    • ...dat wij inzamelden. 
    • ...dat jullie inzamelden. 
    • ...dat zij inzamelden.