inwassen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·was·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inwassen
waste in
ingewassen
zwak -t

gemengd

volledig

Werkwoord

inwassen [1] [2]

  1. overgankelijk (bouwkunde) (van een (semi-)vloeibare substantie) aanbrengen in (met een spons of iets dergelijks)

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen