invroor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·vroor

Werkwoord

vervoeging van
invriezen

invroor

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van invriezen
    • ... dat ik invroor. 
    • ... dat jij invroor. 
    • ... dat hij, zij, het invroor.