invoeringsdatum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·voe·rings·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord invoeringsdatum invoeringsdata
invoeringsdatums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de invoeringsdatumm

  1. (tijdrekening) het tijdstip dat een regeleing van kracht gaat
     In het zuiden wordt de pas het eerst ingevoerd. De invoeringsdatum blijft 1 januari, zegt Opstelten.[1]
     De onderhandelingen over de wet 'Werken naar Vermogen' tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Rijk verlopen stroef. In februari had de wet er al moeten liggen. De invoeringsdatum 1 januari 2012 wordt dan ook niet gehaald.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Opstelten: wietpas kan ook wat later” (Dinsdag 8 november 2011, 18:37), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “FNV: samenvoegen regelingen misstap” (Woensdag 30 maart 2011, 12:51), NOS