inviteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·vi·teert

Werkwoord

vervoeging van
inviteren

inviteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inviteren
    • Jij inviteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inviteren
    • Hij inviteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inviteren
    • Inviteert!