investeren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: investeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·ves·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- afgeleid van het Franse investir met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
investeren |
investeerde |
geïnvesteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
investeren
- aanwenden met een productieve bestemming
- besteden aan
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord investeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "investeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %