investeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ves·teert

Werkwoord

vervoeging van
investeren

investeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van investeren
    • Jij investeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van investeren
    • Hij investeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van investeren
    • Investeert!